Na douche en ontbijt maakte ik deeg voor platbrood, en daarna vertrokken we. Eerst dachten we dat het lekker warm was, maar dat viel even later tegen. De korte broek en rokje werden vervangen door een driekwart broek, en we trokken een extra vestje aan.
De plaatsnamen die we vandaag zagen hadden vaak een Duits tintje. Schneckenbusch, Imling, Buhl-Lorraine, Brouderdorff, Arzviller, Henridorf, dat kun je bijna niet op zijn Frans uitspreken. Ha, en we voeren zomaar weer tussen bergen!
Nou is dat wat lastig varen natuurlijk, in de buurt van bergen. Gisteren gingen we dus een eind omhoog in die ene enorme sluis, en vandaag hebben we weer een paar technische hoogstandjes meegemaakt. Twee tunnels en een badkuip. Tunnels heten hier souterain, en de badkuip heet hier “Plan incliné de St. Louis”.
De tunnel van Niderviller was 282 meter lang. We hadden geluk: het licht stond op groen en we mochten direct doorvaren. Er werden wat regels aangegeven: de boordlichten moesten aan, zwemvesten om, je mag niet parkeren , en niet sneller varen dan 4 kilometer per uur. De laatste regel hebben we overtreden, want als de motor maar even in het werk zetten varen we al 6 kilometer per uur.
Er was zat licht in de tunnel, en we voeren er soepeltjes door heen. Tussen de twee tunnels was het mooi groen, we voeren halverwege een berg zagen we, en voor we ’t wisten waren we bij de tunnel van Arzviller. Dit was niet alleen een scheepstunnel, maar ook een treintunnel. Een lange: ruim 2300 meter. Dat is lang hoor! Met veel lichten, zelfs een soort stoplicht die (gelukkig) voor ons steeds op groen stond, en naast het water (weer) een spoorlijntje.
Vroeger werden de vrachtschepen hier door een elektrisch aangedreven locomotiefje door de tunnel getrokken. Dat scheelt een heleboel uitlaatgassen natuurlijk.
Er waren 17 sluizen gebouwd om de hoogte van 44 meter van berg naar dal te overbruggen. Over een afstand van 4 kilometer. Dat was voor de scheepvaart dus de ene sluis uit en de volgende direct weer in. Flinke vertragingen, dat kun je wel nagaan. En elkaar passeren lukte ook niet omdat het kanaal erg smal was.
Daarom hebben ze een Hellend Vlak gebouwd. In 1969 was het klaar, en toen hoefden de schepen niet meer door de sluizen. Nou, het is echt een Hellend Vlak. De hellingsgraad is 41%.
We voeren de bak in (die wij dus badkuip noemen), en dat ding draagt zo’n 750 kubieke liter water. Al met al weegt de badkuip ongeveer 900 ton. We waren met drie boten in de bak.
Ik had even in de machine kamer gekeken: daar staan twee hele grote elektromotoren. Stoere jongens! Ze deden vandaag wat ze moesten doen en brachten ons veilig, en sneller dan verwacht, naar beneden. Super!
Het is ook een keer misgegaan: op 4 juli 2013 reed, door nog onbekende oorzaak, de bak opeens een stukje omlaag terwijl een rondvaartboot aan het invaren was. Doordat de hefdeur vanwege het schip niet meer dicht kon, stroomde een massa water omlaag. De boel werd zwaar beschadigd, en het kostte 1,6 miljoen euro om het weer te repareren.
Maar vandaag ging het dus prima. We hebben beneden nog even aan de wal gelegen om het volgende vrachtje van onderaf te bekijken. Ongelofelijk, dat hier vroeger 17 sluizen voor nodig waren.
Daarna voeren we een stuk verder, en we liggen nu in Lutzelbourg. Een klein dorpje, met een wat Duitse sfeer. Geverfde huizen, vrolijk, veel bloemen, en zelfs moestuinen. Zonder bakker (grrr). Maar we hebben nog kwark en fruit voor ’t ontbijt en nog platbrood voor de lunch morgen. En vanavond hebben we huzarensalade gemaakt, daar kunnen we morgen ook nog van eten. Ach, we hebben nog wel meer eten aan boord, maar aan “vers” hebben slechts 3 appels en een paar tomaten.
We liggen aan doorgaand water, en nemen bij wijze van spreken de vlootschouw af. En we zien vooral huurboten. Met de stootwillen rondom goed vastgemaakt. Sommige hebben wel héél veel stootwillen: deze had er veertien aan elke kant!
Vanmiddag zijn we de berg opgeklommen om het chateâu te bekijken. Nou, de ruïne. Ene Pierre de Montbéliard erfde in 1091flink wat geld van zijn oma. Haar titel (iets met Suse) mocht hij niet gebruiken, en hij noemde zich later naar zijn Klein Kasteel: Lutzel Burg. Zo werd hij Pierre de Lutselbourg.
We hadden een prachtig uitzicht over “ons” kanaal, en liepen een paar extra kilometers op de terugweg naar de boot, omdat het zulk lekker weer was.
Aan het kanaal stond een locomotiefje zoals tot 1977 in de scheepstunnels werd gebruikt. Eigenlijk maar een klein dingetje. En Hidzer vroeg zich af hoe het dingetje goed op de rails bleef, met een sleep van enkele zwaarbeladen schepen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten