Ik kwam wat moeiljk op gang, voelde me niet erg lekker. Eerst maar een kop thee, en nog even het water in om af te koelen. Ik had wel goed geslapen hoor, maar het was wel een warme nacht geweest.
Op kilometer 1447 legden we in Mohacs aan bij een overheidsschip. Dat kon niet zomaar, er moest even door de bemanning gebeld worden. Ja, het was okee. We moesten uitklaren, en er was geen aanlegsteiger te bekennen. Een Hongaarse kruiser, die te ver doorgevaren bleek en teruggehaald was door “ons” overheidsschip, lag nadat er gebeld was met het kantoor aan een ander schip.
De mannen waren erg aardig en wezen me de weg naar de wal en vertelden welke deur ik moest nemen van het kantoor. De dame van de receptie (een dame zonder vullingen) hielp de Hongaren en dat ging met heel veel papieren, heel veel gebaren en heel veel woorden. Ik had het idee dat ze misschien vanuit Servië Hongarije binnengekomen waren, maar dat was dus niet zo.
En ik moest er om denken dat ik een stempel kreeg. Dat was zeer belangrijk. Nogmaals, een stempel. Very important. H’m, ik hoef hen toch niet te vertellen hoe ze hun werk moeten doen?
Nou ja, ik ging op pad. En het ging best, de mensen waren aardig, tot er eentje vroeg of ik alleen op de boot was. Nee, we zijn met zijn tweeën. Maar dan moeten er ook twee mensen op het papier staan. Okee, ik krabbelde Hidzer’s gegevens er ook bij. Maar zijn paspoort was ik kamer F2. Dus daar heb ik maar aangeklopt en de boel uitgelegd, en dat ging prima.
Elke functionaris was erg aardig. De rivierpolitie-mensen liepen in leuke HellyHansen kleding trouwens! De man die de gegevens van de boot inspecteerde bestudeerde de Zeebrief, maar vond het eigenlijk maar niets. Want er staat geen einddatum op. Ik heb uitgelegd dat het het beste is voor je boot dat je kunt kopen en dat de Koning het er mee eens is. Hihi!
Okee, iedereen had zijn paraaf gezet en de tijd genoteerd, dus ik kon weer naar de receptie. De gezondheidsverklaring had ze al voor me ingevuld: we zijn niet ziek, hebben geen vogelgriep (echt waar!), hoeven niet naar het ziekenhuis en ga maar door. Over Covid heeft ze ’t niet gehad.
Ik heb uitgelegd dat ik Hidzers gegevens ook had moeten opschrijven voordat zij een kopietje maakte, en oh jee, dat was weer een gedoetje. Nieuwe kopieën, en zij met mij en de papieren weer langs alle loketten om te checken of ze alles wel in goede orde hebben.
Alles was okee, de laatste stempel kwam er op en ik mocht gaan. Maar denk er om : niet aan land! Je mag niet meer in Hongarije aan land nu. En ergens in Bezdan aan bakboord is de grens, daar moet je verder vragen. Aanleggen en vragen, geen risico nemen hoor! Ja mevrouw, heel hartelijk dank voor de moeite, fijne dag nog!
Dat kon (pas) 24 kilometer verderop. Een onooglijk vrachtschip, met vaag nog AGENT er op, dat bleek de aanlegplaats voor de Douane. Gelukkig lagen de kruiser en de Oostenrijker er nog, anders hadden we enorm getwijfeld.
We legden aan, ik ging aan wal, liep langs een oud gebouw, stak de weg over en ging een ander oud gebouw binnen. Duivenpoep op de stoep, een bezem er naast. Even zoeken naar de deur met “Agent”, en toen stapte ik een kamer met airco binnen. Met een groot open raam. Maar ja, het was wel lekker koel hier.
Twee jonge mannen werkten hier, erg aardig. Ik moest nog even op de kruiser wachten, mocht zitten, nam wat water uit mijn flesje, en toen de kruiser ongeveer klaar was vroeg de ene man of ik koffie wilde, of water? Nee, dankjewel. Oh, en u, meneer kruiser? Nou, hij was klaar en hoefde ook niet.
De man die mij hielp typte de gegevens over in de computer. Hij checkte alles, ook de Zeebrief. Dat blijft vreemd blijkbaar, zonder einddatum. Hij sprak goed Engels, en ook wat Duits. Geleerd van de tv vertelde hij trots, maar ja, dan wel met een accent.
Hij liep mee naar een loket waar een man in uniform achter zat, die keek wat moeilijk (waarschijnlijk doet –ie dat altijd) maar haalde toch een stempel tevoorschijn. Nu waren we vrij om in Servië te reizen. Mijn Vriend wenste me een fijne reis, ik hem een fijne dag, en ik stapte de hitte weer in.
We hadden de haven van Apatin als doel voor vandaag, op kilometer 1401. Gisteren hadden we al gebeld, en de havenmeesteres zei dat we ook hier wel konden inklaren. Maar we hebben dus maar braaf naar de Hongaarse douane geluisterd.
Het stuk van Bezdan naar Apatin heb ik niet goed meegekregen, ik heb onderweg een groot stuk geslapen. In Apatin belde ik de havenmeester, hij zou komen, we legden alvast maar even aan. En ik ging weer liggen. Er werden wat boten verschoven en we konden aan de steiger liggen, en daarna ging ik weer plat.
Hidzer betaalde de havenmeesteres, en vertelde dat we hier niet niet hadden kunnen inklaren. Oh? Oh nee, vandaag niet nee. Want de Kapitän heeft een vrije dag! Ja, tuurlijk, lieve meid op je hoge hakken!
We zijn twee nachten blijven liggen in Apatin. Niet omdat het zo leuk was, niet omdat het goedkoop was in deze met EU-geld gecreeerde haven, maar omdat ik geen energie had. Lusteloos, moe, hoe je ’t moet noemen weet ik niet, maar ik heb steeds geslapen. Even wakker en weer slapen. Wel goed gedronken, maar eten was niet mijn ding.
Hidzer vond het maar stil en saai. Hij is boodschappen wezen doen en zat lekker in de schaduw de boel te bekijken, want er gebeurde van alles in de haven. Mensen die hun boot klaarmaakten voor een tochtje, mensen die peddelend de haven uitgingen en de aanhangmotor niet aan kregen, soms apart manoeuvreren naar de benzinepomp.
Toen we gisteren bij de Servische Douane waren, kwam een groep van ongeveer 10 Veenhoopbootjes voorbij. Kruisers van allerlei bouw (er is geen architect aan te pas gekomen) en in verschillende staat van onderhoud. We noemen ze Veenhoopbootjes, want ze doen ons direct denken aan de bootjes die bij het Veenhoopfestival te zien zijn. Hier missen gelukkig de muziekboxen en aggregaten, maar het is wel een allegaartje van van alles.
De groep kwam nu in deze baai liggen. Hidzer raakte met ze in gesprek en ze blijken een Regatta te varen: een heel eind de Danube af en dan via binnenwateren weer terug. Waar ze vandaan kwamen en tot hoe ver ze gaan is niet echt duidelijk, want ze spreken de namen van dorpjes uit op zo’n manier dat wij ze niet weer kunnen herleiden.
Vrijdag vertrokken we vroeg. Ik dacht dat ik er al wel weer zou zijn, maar dat viel tegen. Gelukkig was het een makkelijk traject, dus ik kon steeds even slapen. In de stuurhut, in bed of in de kuip, het maakte mij niet uit.
Bij Vukovar maakte Hidzer me wakker, want dit moest ik natuurlijk wel even meemaken. Het was vreemd, erg vreemd. Kapotgeschoten gebouwen die blijven staan als herinneringsmonument. Naast nieuwe gebouwen.
Op kilometer 1295 voeren we de Bager op, bij de stad Backa Palanka, waar we aan een oud kraanschip vastlegden. Ze spreken het uit als Basjaplanka, dus het is soms even zoeken. De havenmeester van Apatin had Hidzer gewaarschuwd voor de waterstand, dus liggen aan dit oude schip leek ons een beter idee dan te gaan ankeren.
De rivierpolitie-boot ligt hier vlakbij, maar voor de mannen aan boord zijn moeten ze een gammele trap af, dus ik denk niet dat ze heel vaak gaan varen.
Ik sliep weer veel, we stapten vaak even onder de dekwaspomp en zo was het goed vol te houden. ’s Nachts begon het te waaien, best hard, maar we lagen prima. Er kwam ook onweer met wat regen, maar het zette niet echt door maar bleef wel hangen. Wel een uur of vier hoorden we de donders rommelen.
Gisteren vertrokken we wat later dan gewoonlijk, want het bleef eerst wat regenen. En we wilden niet zo veel verder, slechts tot kilometer 1268. Het was een mooi traject, met breed water, weinig tonnen, meer bergen, meer vissers en meer huizen. En weinig verkeer op het water, misschien wel omdat het weekend was.
We hadden een prachtig ankerplekje gevonden, achter een eiland. We hebben zicht op de pont die maar heen en weer gaat, er uit ziet alsof -ie gaat zinken maar toch wel 8 auto’s aan boord neemt.
Veel vissers en gezinnen in bootjes kwamen dicht langs en probeerden een praatje te maken, we kregen veel complimenten maar tot echte gesprekken kwam het niet echt. We deden de was (echt wel nodig, ik heb me toch liggen zweten! Lukt me normaal in de sauna niet eens!) die zomaar droog gewapperd was en ik knapte al een beetje op. Ik had weer salade gegeten, heerlijk.
Onze digitale kaart, en de boeken van “de Belg” zijn het nog fijn met elkaar eens, al zijn soms een paar tonnen een beetje verlegd of is er eentje bijgekomen.
Aan wal zien we oud en nieuw naast elkaar. Een mooi nieuw restaurant, met een verlaten oud geval er naast. Een mooi huis, met gestort puin en afval er naast. Opruimwoede is de Serven vreemd.
We hebben de hele middag en avond lekker geluierd, geslapen (vooral ik, haha), aan de zwemtrap lekker in de Donau gehangen en naar twee bijzondere manieren van vissen gekeken. Eén meneer legde een tonnetje in ’t water (in het hoofdvaarwater, de grote Donau dus) waar een staand net aan vast zat. Hij voer tegen de stroming in en loste ondertussen het net. Daarna dreef hij op de stroming mee, zorgde met zijn peddel ervoor dat hij spanning op zijn net hield, en als hij voorbij zijn tonnetje was haalde hij het net langzaam weer binnen. En hij ving flinke vissen!
Twee andere mannen zaten in een hier veel voorkomend lang en smal bootje. De ene man keek volgens ons op een schermpje (Fishfinder of zo?) en ze maakten met een een soort stok steeds een plop-geluid. Het geluid wanneer je een beker op de kop in het water duwt en er weer uit haalt. Het plopte best luid, maar we hadden niet het idee dat ze veel vingen met hun hengels. Ach, misschien was het wel te warm......
De zon ging al vroeg onder, rond 21:00 uur, en toen kwamen de muggen ook aanzetten. Jammer, maar we zijn maar naar binnen gegaan. De Donau was al zo goed als verlaten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten