Heel nauwkeurig hebben we ons traject-lijntje van gisteren dus gevolgd toen we deze trieste marina verlieten. Langs wat wier, langs de flessen-visnet richting de vaargeul. Doordat het water schitterde zagen we de zo’n flessen-dingen maar slecht, en we hebben er zelfs nog eentje geraakt, maar er was niets aan de hand gelukkig.
Aan de overkant van de Donau, dus in Roemenië, ligt de industriestad Dobreta Turnu Severin. Veel schoorstenen, veel kranen, een goederentrein, veel oude fabriekspanden, het zag er niet gezellig uit. We zagen op kilometer 929 aan beide kanten van het water een klein muurtje staan. H’m, zou het dan toch waar zijn? We hadden gelezen dat de Keizer Trajanus hier een brug had laten bouwen over de Donau. Al rond 100 na Christus dus. Een houten brug op 20 stenen pijlers. Iets van een kilometer lang.
Dat was wel een huzarenstuk destijds, we zijn onder de indruk. Maar of die resten op de oevers echt nog stenen bevatten van ruim 2000 jaar geleden? H’m, dat lijkt ons sterk. Ach, er is in de stad een museum met een grote maquette van 22 meter lang te bekijken, dus het trekt vast wel bezoekers. Wij zijn doorgevaren, langs de vele rokende schoorstenen.
De bergen verdwenen, de Donau was breed en rustig, en nou ja: we zagen tuinders, die zelfs vrolijke zonnebloemen verbouwden!
Bij kilometer 916 voeren we zomaar op een stuk gekanaliseerde Donau. Ze hebben hier een bocht afgesneden, en ongeveer 7 kilometer lang voeren we wat hoger dan het land. Een solide dijk aan Roemeense kant, met veel beton. Maar aan weerskanten wel leuke huizen, dus we vonden het geen saai stuk.
Daarna slingerde de Donau als een malle, maar omdat het water zo enorm breed was en er niet zoveel te zien was op de oevers, was het toch minder interessant. Een boot van de Roemeense lag aan een groene ton. H’m, dat zouden wij eens moeten proberen!
In de verte zagen we bergen, maar hier bij de Donau is het allemaal redelijk plat. Ik meldde me vroegtijdig, zo’n 5 kilometer van tevoren, bij sluis Đerdap II. Eerst kregen we geen reactie, maar uiteindelijk werd er iets in het Servisch gezegd. Tenminste, wij denken dat het Servisch was. We konden er niets van maken, dus zijn maar gewoon door blijven varen. Op AIS was geen schip te bekennen.
Een paar kilometer later hoorden we iets als “Nop” op de marifoon. Ik meldde me en het bleek de sluiswachter. Ik kan niet zeggen dat we een goed gesprek gehad hebben: hij zei slechts “coming Schleuβe, coming Schleuβe”. Ik zei dat we er aan kwamen en bedankte hem.
De ingang van de sluis was van ver moeilijk te vinden, maar zoals altijd loste het zich wel op toen we dichterbij kwamen. De sluis was voor ons alleen. Toen we vastlagen meldde ik me weer. Sinds Duitsland doen we dat steeds, het hoort daar officiëel zo en misschien hier ook. “Sportboot Nocht hat festgemacht”. Deze keer zei de sluiswachter “Thank you”. Ik vroeg hem in ’t engels of hij wist waar de Border Police in Prahovo was. Prahovo spreek je uit als Pragowwo, dat hadden we in Veliko Gradište geleerd. Hij herhaalde 3 keer “five kilometer”. Okee, dat begrepen we, haha.
Bij ’t verlaten van de sluis, we waren 8 meter naar beneden gebracht, wenste hij ons nog tot ziens met “See you Nop”.
Die vijf kilometer klopten trouwens wel. We hadden de stroming flink mee, en ook nog een aardig windje van achteren, voeren langs een trieste huizen en we legden zonder problemen aan een groot vrachtschip aan, waar een Servische vlag op wapperde. Hoog op de wal stonden twee containers, en voor eentje zat een man in uniform. Dit was vast de Douane.
En ja, we liepen de steile loopplank op, gingen de ene container binnen, en daar zat een uniform te roken achter een beeldscherm en een ander uniform (iets jonger) stond er naast. De tv stond aan, met een Astérix en Obelix speelfilm. Echt waar!
Heel bars zei de oudste uniform “Passport”. Ik gaf ze. Pakte ook onze map en legde die op zijn buro. Nou, dat was niet de bedoeling. Hij wapperde met zijn hand dat ik die map weer moest pakken, en dat ik de papieren van de Border aan hem moest geven. Okee hoor, geen probleem.
Hij begon te typen, maar toen stopte de computer ermee. En hij ontdooide wat. De jongere uniform sprak ook geen Engels trouwens, dat was een tegenvaller. Maar hij kon me wel vertellen dat we in Vidin, op kilometer 790 ongeveer moeten inklaren.
Ondertussen bleven Astérix en Obelix vechten......
De pc kwam weer op gang, er werd weer getypt, en er kwam een derde uniform bij. Hidzer zag hem uit de andere container komen, waarschijnlijk had hij daar liggen slapen. Misschien was dit wel de baas van het trio, want hij kwam vrolijker over. En sprak Engels!.Toen ik vroeg welke vlag we nu moesten voeren bleek dat we dat zelf mochten weten. Geen Servische meer, maar ach, je bent toch EU, dus voor jullie is dat geen probleem meer toch? Servië is een probleem, de EU niet. Nou, wij ontkenden dat natuurlijk, wij vonden Servië een leuk land. Dat is niet gelogen hoor, maar wel een wenselijke reactie waarschijnlijk.
We kregen weer een stempel erbij in onze paspoorten, een stempel op het uitklaringsbewijs en we kregen zelfs twee flessen Servisch water mee. Als kadootje. Nou, een apart kadootje, maar dankjewel hoor meneer.
We bleken de eerste klant van vandaag, om half vier ’s middags, en gisteren scheen er ook een jacht langsgekomen te zijn. Maar daarover waren ze het niet echt eens geloof ik. Nou ja, wij vertrokken weer, zij konden weer naar Astérix en Obelix kijken.
De Servische vlag haalden we naar beneden, en we hesen de gele. Dat is een internationale vlag ten teken dat je nog niet ingeklaard bent. Vidin ligt zo’n 70 kilometer verderop, en om nou zonder vlag te varen, nee, dat vinden we ook maar niets.
We waren wel onder de indruk van deze Border Police mannen. Wat een triest bestaan, de hele dag met zijn drieën in zo’n container.
We wilden gaan ankeren achter een eiland op kilometer 836,5. Onderweg zagen we nog eens twee Roemeense politieboten aan groene tonnen liggen, en we verbaasden ons over de Roemeense kust. Glooiend, dor geel, het had wel wat van de prairie in Canada.
De grens tussen Servië en Bulgarije passeerden we op kilometer 846, maar daar maakten beide landen geen feestje van. Geen paal, geen vlag, helemaal niets. Wel een vrolijk zwaaiende herder, die zijn schapen en geiten langs het water leidde.
Ons ankerplekje is leuk. We zijn niet helemaal achter het eiland gaan liggen, want we wilden de Donau goed blijven zien. Aan de wal, de Roemeense wal, staan een stuk of zes auto’s en een tent. Vissers, of gewoon gezellig het weekend vieren? Verderop ook, het zal wel een favoriete recreatieplek zijn.
De grote Zodiac die op het zand lag werd in het water geduwd, en er werd rustig mee getoerd. Toen ze weer terug kwamen hadden we contact: een meisje van een jaar of 20 vertelde dat ze een paar jaren in Engeland had gewoond, doordat haar ouders scheidden en haar moeder weer naar Engeland terug ging. Maar zij vond de Engelsen maar “rude” en ging terug naar Roemenië. Ik deelde stickervellen uit aan de drie kindjes in de boot, ze waren er blij mee.
Morgen wordt het warm zei ze. Oh, wij dachten dat het zou regenen. Nou ja, we zien wel. We blijven morgen liggen, want we willen na de lange vaardagen wel een dag niksen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten