Af en toe hebben we gisternacht wat geschommeld. Waarschijnlijk door een passagierschip. Trouwens, de Twincitybus (sneldienst over het water tussen Wenen en Bratislava), die we gisteren tegenkwamen onderweg, en die ook langs kwam toen we al bij Markus lagen, nou die maakt een golven! Hij sjeest ook met meer dan 50 kilometer door het water dus dat is dan wel logisch, maar prettig niet voor anderen dan de passagiers.
Maar goed, na een prima nacht vertrokken we weer op tijd. De zon stond nog wat laag dus we moesten goed turen, de stroming maakte dat we soms 17 kilometer per uur voeren, en we slingerden vrolijk (maar intensief sturend) over de mooie Donau.
Met de Slowaakse vlag gehesen voeren we door Bratislava. We hadden besloten om hier niet aan te leggen. Deels omdat we geen zin hebben in een stad, deels omdat we nog maar pas op weg waren, en deels omdat er slechts twee kleine haventjes zijn. Nee, we wilden verder en bekeken Bratislava vanaf het water. Mooie oude gebouwen worden verdrongen door hoge flats en kantoorgebouwen die deels nog in aanbouw zijn en de Witte Vloot (de rivercruisers) liggen hier dubbeldik. Als we onder de Most Apollo (brug Apollo) doorvaren begrijpen we waarom die zo heet. De brug is genoemd is naar de raffinaderij Apollo (die nu anders heet en eerst aan de andere kant van de stad was ) en ja, nu begint direct de industrie. Alsof de brug echt de scheidslijn is.
Na de stad hadden we breed, erg breed water. Een beetje surrealistisch zo breed, zonder bebouwing, met zon en zonder wind, en met heel veel drijvende en liggende bomen en takken. We moesten af en toe zelfs een beetje slalommen om de takken te ontwijken.
Dit was het stuwmeer van Gabčikovo. Even later kwamen we op het kanaal Gabčikovo. Dit is een heel gedoe geweest, de bouw van de krachtcentrale met sluis. Het startte als een Hongaars-Slowaaks samenwerkingsproject, maar er ontstond ruzie. Vanwege protesten in Hongarije, angst voor gevolgen voor milieu en watervoorziening voor Belgrado.
Slowakije ging in zijn eentje verder, en legde parallel aan de Donau een kanaal. We voeren hier zo’n twintig meter hoger dan de omgeving. We voeren in Slowakije, maar naast het kanaal lag de Donau en de overkant daarvan is Hongarije.
In 1996 was dit project af, met als voordeel dat er energie gewonnen wordt, dat wij op het water geen stroming merken, en met als één van de vele nadelen dat het uitzicht niet geweldig is. En het kanaal is 35 kilometer lang, dus we snakten op een gegeven moment naar de echte Donau.
De betonning stond op hoge bulten stenen
Maar voor het zover was moesten we door de enige sluis van Slowakije. Tenminste, de enige Slowaakse sluis in de Donau. Sluiswachter Marek (zoals we hem noemen) reageerde vrolijk toen we hem op ruim 6 kilometer voor het kanaal opriepen. Dat was dus ruim 40 kilometer voor de sluis, maar dat is verplicht.
Marek wilde weten hoe groot we zijn, welke nationaliteit en met hoeveel personen we aan boord zijn. En hij zei dat we ons 10 kilometer voor de sluis weer moesten melden. Dat deden we braaf, en hij reageerde met : “ja, verstanden, fahren Sie weiter! Maar bij de sluis was het helemaal niet doorvaren: het werd wachten! Ruim twee uur hebben we aan de wachtsteiger gelegen voor we naar binnen mochten met een vrachtschip. Ach, de zon scheen..... En het was ook een grote sluis, van 275 meter lang, 34 meter breed en met een verval van 20 meter. Die is ook niet zo snel vol of leeg natuurlijk.
Er werd gewaarschuwd dat je met westenwind niet naar dit kanaal moet varen, in verband met enorme golven. Nou, het was bijna windstil vandaag, maar toen we lagen nam de wind een beetje toe vanuit het noordoosten, en we merkten al dat er golven kwamen. Hier wil je dus echt niet liggen als het hele stuwmeer en het lange kanaal de sluis binnengolft.
Ons plan om ergens aan het eind van de middag in een haven aan te komen werd dus bijgesteld. Ik had de haven gebeld, maar een meneer die geen Duits of Engels sprak stuurde me even later een ander nummer. Van havenmeester Miroslav. Zo heet ie niet (denk ik), maar zo noemen we hem. Miroslav betekent vrede, en dat straalde hij uit.
Miroslav vertelde dat er een plekje, één plekje, voor ons was, en dat we hem vlak voor we aankwamen maar even moesten bellen. Maar ja, we hadden flinke vertraging, dus ik belde hem tegen half zes maar even weer. Alles was okee, hij kwam vanavond nog wel even langs.
Ondertussen voeren we slingerend in laag landschap, met een flinke stroming, zoekend naar tonnen die soms niet als ton te herkennen waren. Ruim water met weer een smalle vaargeul. We meldden ons af en toe op de marifoon als een tegenligger dat ook deed. Ze geven de positie aan, dus iedereen weet dan waar de andere is. Het was weer intensief varen, we waren beide druk met sturen, tonnen zoeken, kijken of er een blauw bord op een schip was (ten teken dat ze stuurboord-stuurboord passeren willen) en communiceren.
Langs de oever zagen we soms een soort strandjes. Geen ontwikkelde strandjes met ligstoelen en een strandtent, want tja, het waterpijl stijgt hier zomaar. Maar wel mensen die picknickten of visten, zelfs in kano’s voeren.
Voor de steden Komárno en Komárom werd de Donau dieper, breder en dus rustiger. En nu liggen we in Komárno, in Marina Alt Spol. Vlak voor we de inham aan bakboord invoeren kwam een snelle boot van de politie er aan. Met zwaailichten. Ik riep dat we de haven hier invoeren, dat was okee. Ze voeren achter ons aan, we legden aan en nodigden ze uit. Aardige mannen, ze controleerden alle papieren die we mooi netjes in 1 map hadden. Alles was okee.
Daarna douchten we even in de kuip en deden de rest van de hartige taart in de oven. Het was inmiddels zeven uur, dus het viel ook nog hartstikke mee.
Miroslav kwam, we blijven twee nachten en dat kost 20 euro. Nou ja, dat is even anders dan in Tulln!
Het is wel wat hoor, deze stad. Al in 1075 was het een nederzetting. In 2020 had Komárno bijna 34.000 inwoners, waarvan 54% Hongaren. In Slowakije! Dat komt doordat de Donau in 1920 ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog als grens genomen werd bij het nieuw gevormde land Tsjechoslowakije.
Komárno werd in tweeën gedeeld. Het stadsdeel ten zuiden van de Donau bleef Hongaars en wordt Komárom genoemd. Het noordelijke deel, met het stadscentrum, werd onderdeel van Tsjecholowakije. Maar ja, dat is in 1993 weer opgedeeld in Tsjechië en Slowakije. Wat een gedoe!
Vandaag hebben we veel gefietst en gewandeld, in zowel Komárno als Komárom. We twijfelen nu of het niet gewoon 1 stad is waarvan de naam in het Hongaars en het Slowaaks anders wordt uitgesproken. Feit is dat de grens midden op de brug is.
We zagen niet veel verschil aan beide kanten van de Donau. Ze proberen er iets leuks van te maken, vooral aan de Slowaakse kant. Daar is het iets schoner, frisser, en met meer bloemperken. Er wordt veel gerenoveerd, maar dat schiet niet echt op.
Ook staan er in beide steden mooie oude gebouwen.
En een fietsenplan is er niet: je mag overal fietsen, met gevaar voor eigen leven. Want gaten in de weg of gaten in de stoep die blijven gewoon gaten. Daar doen ze niets aan.
De mensen zijn erg aardig maar spreken nauwelijks Engels of Duits. En toch zijn er veel mooie winkels, met Engelse namen.
De dame van het Tourist Info kwam allereerst met een folder van Europe Place aan. Dat moest toch wel geweldig zijn. Midden in de oude stad (van Komárno dus) is in het kader van het Millenium een soort winkelwalhalla gebouwd met architectonische elementen van zowat alle Europese landen. Wij waren nieuwsgierig wat ze van Nederland en Friesland (jawel!) hadden gemaakt. Nou, het stelde niets voor. Geen foto waard. En de rest ook niet trouwens.
Maar goed, we hebben veel gezien en een goede indruk gekregen. In de etalage van de makelaar zagen we dat er veel te koop is voor naar onze begrippen weinig geld.
Aan de Hongaarse kant zijn we naar de Tesco gegaan, voor picknick-boodschappen. Broodjes, een soort van Brie en fruit. Het is een enorm grote winkel, het duurde een gangpad of twee voor we uit de non-food waren.
In de schaduw van een boom, op een oude omgevallen boom hebben we aan de Donau geluncht. Lekker hoor. En best vreemd dat er niemand in de buurt was. Het leek ons juist zo lekker om de stad te ontvluchten.
In de loop van de middag kwamen we weer aan boord. Even lekker zitten in de schaduw, in een warm windje, dat was prima om weer bij te komen. De haven heeft 1 gastenligplaats. Miroslav heeft ook een benzinepomp aan het water en een soort werf waar gewerkt wordt aan boten.
Wij kijken uit over de Donau, de stad, en een prachtig huis. Een nieuw huis, waar nog niet gewoond wordt. De voorkant is ongeveer identiek aan de achterkant. Het gedeelte van de brug tot de punt van dit schiereiland wordt bewaakt door een meneer die geen Engels of Duits kent, en die ook nog een boze herdershond in een kennel heeft. We liggen veilig dus.
We zijn nu net terug van een wandeling naar het oude centrum, waar we een ijsje kochten en op het gezellige plein op een bankje aten. Het havengeld hebben we aan de bewaker gegeven, zoals Miroslav gisteren voorstelde. Het wordt nu donker maar het is nog steeds lekker buiten.