dinsdag 20 juni 2023

naar een Poteau Bleu op kilometer 135

Nu we toch op het hoogste punt waren, onder een dorpje door en langs een stuwmeer, wilden we de omgeving weleens bekijken. Eerst maar naar het stuwmeer. Dat was op het eerste gezicht een gewoon meer, maar de enorme muur die er voor stond maakte wel duidelijk dat het best bijzonder was. Dit meer, Lac la Liez, voedt ons kanaal vlak voor de eerste sluis.

Dat moet natuurlijk ook, want als het water door een sluis-schutting naar beneden verdwijnt, blijft er minder water over in de tunnel. We hebben het kleine kanaaltje van Lac la Liez naar de sluis gezien. Het ziet er maar klein en oud uit, je zou niet zeggen dat het zo belangrijk is.

Volgens twee mannen die bij het meer stonden te kletsen, is het waterniveau nu prima. Maar aan het eind van de zomer zal het veel lager zijn.



We wilden naar het dorpje Balesmes-sur-Marne, waar de bron van de Marne moet zijn, en waar de tunnel precies onder de kerk door gaat. Maar we geloofden dat op een gegeven moment wel. We kunnen ons wel voorstellen hoe een bron er uit ziet, en het dorpje met slechts 200 inwoners en een kerk zal er wel net zo uitzien als andere kleine dorpjes. En de weg er naar toe was druk, ook met veel vrachtverkeer, en ging nogal stijl omhoog en naar beneden.

Daarom sloegen we af naar Langres. We zaten al op dezelfde hoogte, maar ja, er zat nog een dalletje tussen. Geen dal tussen bergen, maar zo eentje tussen heuvels kan ook erg pittig zijn. Het laatste stuk moesten we lopen. Maar het uitzicht was de moeite waard.  We zagen ons stuwmeer, konden een beetje aanwijzen waar de tunnel moest zijn, en met een beetje giswerk wisten we waar de boot lag.

En Langres was wel de moeite waard. Het is een vestingstad boven op een heuvel, en al van ver te zien. Je ziet dan voornamelijk de grote vestingmuren, die van dichtbij heel indrukwekkend zijn. Van de zeven toegangspoorten hebben wij er drie “gedaan”. 


We fietsten her en der door de vestingstad, zagen leuke oude en smalle straten, veel grote gebouwen. Mooi is dat de oudste belangrijke gebouwen een openbare functie hebben.



De grote kerk, Cathedrale Saint-Mammès, staat er al meer dan 800 jaar. De voorgevel is van 1750, maar de rest is dus een stuk ouder. Ongelofelijk! We waren onder de indruk van de soberheid die niet somber maakte. Heel veel zuilen en nissen. Er hingen twee wandtapijten, uit een serie van acht, waarvan er ook nog eentje in het Louvre hangt. Op de ene is Saint Mammès omringd door dieren, op de andere wordt hij verbrand in een oven. 



Wij hadden nog nooit van Saint Mammès gehoord, maar we kwamen hem veel tegen in Langres. In straatnamen, namen van restaurants en barretjes, en her en der op straat afbeeldingen van de beste man. Die al in de derde eeuw geboren werd, in een gevangenis omdat zijn ouders christen waren en daarom geëxecuteerd werden. Mammès werd opgevoed door een rijke dame, en werd erg vroom. Dat was tegen 't zere been van Keizer Aurelianus die hem wilde laten verdrinken. Waarom een keizer zich er mee bemoeit weet ik niet, maar het is wel leuk voor het verhaal.

Want Mammès werd gered door engelen toen beulen hem wilden verdrinken. Hij trok zich terug in de bergen ergens in Turkije, waar dieren bij hem "woonden", (dat staat op dat ene wandtapijt) en hij kaas maakte dat hij aan armen gaf. 

De gouverneur hoorde dat en stuurde een peloton soldaten (ongelofelijk toch?) om de jongen te arresteren. Mammès gaf ze eerst melk en zei dat hij naar de stad zou komen. Dat deed hij, werd gefolterd (dat staat op het tweede wandtapijt) en zou volgens plan door leeuwen verscheurd moeten worden. Maar die leeuwen deden dat niet, waarop hij door een heidense priester met een drietand is doodgestoken.

Men denkt dat de marteldood in 275 plaatsvond. In Caesarea in Turkije. Dat dan een paar botjes van deze man (relikwieën moet ik met eerbied zeggen) hier in Langres terecht zijn gekomen, ruim 3000 kilometer verderop, is wel heel bijzonder.



Het fietsen naar Langres toe was een aanslag op onze kuiten, maar de tocht terug naar de boot was een aanslag op de remblokjes. Bijna zonder te trappen kwamen we bij het kanaal, en vandaar over het fietspad weer naar de boot. Dat fietspad staat bol, het lijkt wel op een cake die in het midden te snel is gerezen en gebarsten. We hebben wel betere paden gezien.....

Tegen twaalf uur zijn we weer verder gaan varen. Vandaag hebben we 9 sluizen gedaan en nu liggen we aan een Poteau Bleu op kilometer 135. Vijftien kilometer hebben we afgelegd. Horizontaal. En ongeveer dertig meter afgedaald. Op ongeveer elke anderhalve kilometer stond een blauwe paal. Soms stonden er twee, dat is dan iets lastiger aanleggen omdat er geen bolders op de wal staan.  Maar afgelopen zondag hebben we dat wel gedaan, met een lijn op de bolder van de verste paal, en dan achteruit varen naar de eerste, waar we ons goed vastmaakten. Ging prima.

We kwamen door een klein gehuchtje, waar ze afvalcontainers hebben als was het bijna een grote stad. Niet voor ons, maar voor de bewoners.


Het landschap was een stuk vlakker dan gisteren, nog wel glooiend, met enorme graanvelden. Prachtig!

De oevers waren soms begroeid met leuke grassen. Het leken wel rieten rokjes op een rijtje. De rokjes hingen vlak boven de waterlijn. Het is hier nog steeds lekker diep, op één plek maten we 1,90 meter, maar meestal rond de 2,40 meter. 


Gerard had ons verteld dat hij een Nederlandse spits was tegengekomen uit Haarlem, en hij was benieuwd wat daarmee vervoerd werd. Wij zagen op AIS de spits al van ver aankomen. Toen wij op "onze" Poteau Bleu lagen, met uitzicht op sluis nummer 11, kwam de Veridis Quo daar naar toe varen.

We liepen even naar de sluis, en keken vol bewondering hoe rustig en beheerst de schipper zijn spit in de sluis voer. Er paste geen wrijfhout tussen, maar hij raakte de wal nergens. Trouwens, hij moest wel erg rustig varen, want het water werd aardig in beroering gebracht. Goed te zien op de eerste foto aan de bruine vlek omgewoelde modder.



De jonge schipper vaart in zijn eentje. Hij gaat met grondstof voor kunststof naar Sète, dat ligt vlak bij Montpellier aan de Middellandse Zee. Daar doet hij 3,5 tot 4 weken over. Hij vindt het prachtig varen door Frankrijk: lekker rustig en toch veel te doen.


Hij krijgt van de VNF geen voorkeursbehandeling wat betreft de sluizen, maar hoeft gelukkig niet vaak te wachten. Zowel pleziervaart als de Jean-Pierres gunnen hem open sluizen. Soms treft hij trouwens een plezierjacht zonder geduld die hem in wil halen. Best gevaarlijk, want zo diep en breed is het hier niet.

Wij vertelden dat we aan de Poteau Bleu lagen, en vroegen of hij daar last van zou hebben. Nee, dat paste wel. Dat bleek later ook. Heel beheerst schoof hij (hij heet R.F.J. Blessing, stond achterop het schip) bij ons langs. Weer even tijd voor een kort praatje, zó leuk!



Waar de Veridis Quo gaat liggen vannacht wist hij nog niet. Hij vaart door tot zeven uur, dan sluiten de sluizen, en dan laat hij het schip gewoon in het midden van het kanaal liggen. Geen Poteau Bleu, geen anker. Nee, het schip blijft stil liggen in het voor hem toch wel ondiepe water. We wensten hem goede reis!

Zondagnacht, toen het bij ons zo enorm onweerde, is het tussen Lyon en Valence zó tekeer gegaan dat er door de bliksems 20 koeien zijn doodgegaan! Niet te bevatten!

Van Maaike kregen we een bedankje voor een kaartje. Vanuit Meteora door ons verstuurd, op 23 februari. Nou ja zeg, alsof de postbode op zijn fiets het kaartje moest brengen. We zijn best benieuwd waar het zo lang is blijven liggen, maar gelukkig is het toch aangekomen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten