Heel vreemd: de zon kwam niet op vandaag! Het bleef grijzig, alsof we onder één grote wolk voeren. Het waaide maar een klein beetje, dus we moesten wel op de motor. Na ongeveer 2,5 uur hoorden we de soldaten bij Eskifoça weer schieten. Eskifoça was niet eens meer te zien trouwens, maar dat terzijde. Of waren het geen soldaten?
Nee dus, het was onweer. Het donderde wat om ons heen, en af en toe zagen we een lichtflits. We hadden nog een 45 kilometer te gaan. Zonder haventje op de route. H’m. Dan maar een kwartslag naar links, en 3 mijlen naar het zuiden, om het haventje van Port Saip binnen te gaan.
Dat was een goede beslissing. De ingang van het haventje was wat moeilijk te vinden, maar het lukte ons toch. En een geschikte ligplek was ook wat moeilijk te vinden, maar ook dat lukte ons. We bonden ons vast aan een trawler uit Bandirma. Alweer Bandirma? Dat is wel 400 kilometer hier vandaan. Er ligt daar vast geen vissersschip meer, we hebben ze onderweg immers al in meerdere havens zien liggen.
Maar goed, wij lagen prima aan dit schip. Het bleef donderen, soms flink, het flitste behoorlijk, maar we merkten niet veel wind. Wel ging het regenen. De eerste echte regenbui sinds tijden! Wel een uur lang, het was een flinke bui.
We lagen goed, het bleef bijna de hele dag grijs, en we hadden niets nodig. Met de rubberboot zijn we aan wal gegaan, want van de binnenste trawler op de kade stappen was een enorme uitdaging.
Het haventje van Port Saip fungeert als ligplaats voor vele kleine vissersbootjes, een paar speedboten en 5 trawlers uit Bandirma. Er is geen passantenplaats. Het is aan de randen erg ondiep (behalve waar wij lagen). Er staan ongeveer 40 huizen. En een café dat gesloten was. Verder was er niets. Ja, veel Heilige Katten. Die waren er wel. Heel veel. En ook hier werden ze gevoerd, met brokjes en visresten. Ze liepen trouwens ook op de trawlers, en wilden bij ons aan boord springen. Maar verder gebeurde er niets. Eigenlijk was het best saai dus.
We dachten dat de trawlers (die allemaal niet zo mooi in de verf zaten) niet meer zouden varen, maar tegen half vijf kwamen er mannen op “onze” trawler. Ze spraken geen Engels, maar deden niet moeilijk over onze aanwezigheid. Of ze gingen varen en wanneer kwamen we niet te weten. Nou, afwachten dan maar.
Eén van de mannen bracht ons na een uurtje (wij zaten aan onze Anleger: gin-tonic met lekkere olijven erbij) een bekertje koffie. Nou, dat is lief! We bedankten hem uitvoerig natuurlijk. De eerste slok was prima, maar we leerden een variatie op het spreekwoord “een gegeven paard niet in de bek kijken”: hier gold: “een gekregen bakje koffie niet te diep in het bekertje kijken”. Want het was een soort oploskoffie dat niet goed opgelost was. Geen echte Turkse drab, maar iets anders.
Gelukkig zaten we in de kuip en hadden de mannen geen zicht op wat ik stiekem deed: de koffie weggooien via de zelflozer.
Tegen acht uur werd ons duidelijk gemaakt dat we over een minuut of 5 moesten verkassen. Naar een andere trawler, die voor ons lag. Prima, dat deden we direct. Er was al iemand op die trawler geklommen om ons te helpen aanleggen.
Maar ze vertrokken nog niet. Wat ze wel deden al die tijd weten we niet. Kletsen en wachten op boodschappen, en vroeg slapen waarschijnlijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten