woensdag 3 augustus 2022

verrassingen in Çakil

We vertrokken vroeg met een mooi windje. Na iets van twee uren kwamen we in de buurt van Imrali, het eiland met een strafkolonie. Dat wisten we. Ook dat we er 3 zeemijlen vandaan moesten blijven. Onze kaart had er een rechthoek omheen getekend, maar ja, hoeken zijn er om afgesneden te worden toch? Dat deden we dus. En Thomas volgde ons.

Plotseling werd Thomas opgeroepen door de Turkse Coastguard. Omdat zijn marifoon niet zo’n goed bereik had reageerde ik voor hem. Maar de Coastguard begreep dat niet. We vonden het wat vreemd dat ze hem eerst opriepen, want wij voeren een stuk voor hem, dichterbij het eiland.

Ha, maar toen begrepen we het: wij werden even later opgeroepen, maar Nocht is moeilijker uit te spreken als Lotus, dus daarom werd de Lotus eerst geprobeerd. En daarna wij, met het nautisch alfabet: November Oscar Charlie Hotel Tango.

Ik meldde me en kreeg te horen dat we het verboden gebied naderden, we moesten een andere koers varen. Ja, dat hadden we al in de gaten. Ik zei dat we nu op 245 graden voeren en vroeg of dat goed was. Nee, we moesten naar 260. Huh, dat is richting het eiland. Dus ik vertelde weer van deie 245 graden. Maar hij hield vol. Nou, ik ook! En toen vroeg hij of we op 245 wilden varen. Ja, hoor.......

De zuidkust van de Zee van Marmaris is bergachtig, en het grappige vandaag was dat de wolkenrij precies de randen van de bergen volgde. Jammer genoeg was het steeds wat heiig, dat hebben we al dagen (of weken misschien, de tijd vliegt!), dus van een afstand zien we niet zoveel kleur.

We hebben verder heerlijk gezeild, en zijn een uurtje voordat we op onze bestemming aankwamen langs een paar onbewoonde eilanden gevaren. Eerst wilden we er tussendoor varen, dat had qua diepte ook best gekund (31 meter diep was het daar), maar we zeilden er toch lekkerder bovenlangs.

Na acht uren varen kwamen we aan in een vissershaven. De vissershaven van Çakil. We zagen grote trawlers liggen, en ook een oude (minder groot), waar volgens ons niet mee gevaren werd. Daar wilden we aanleggen. Een meneer liep te zwaaien dat het goed was. Hij stapte op de oude boot en hielp ons aanleggen. “Hello, welcome” zei de jonge man. Jaar of 35. Veel Engels sprak hij niet, maar hij nodigde ons uit om op zijn schip te komen.

Nou, we moesten eerst even goed aanleggen, en Thomas opwachten natuurlijk. Na even kletsen ging Thomas even liggen, en wij werden opgehaald door een jongen met de vraag of we thee kwamen drinken. Tuurlijk, dat wilden we wel. Bij de vissers op het schip.

We communiceerden via de Google Translate app. Het is een beetje onhandig, want je geeft steeds telefoons heen en weer, en je leesbril moet op natuurlijk, maar we kwamen een boel te weten. De man die ons als eerste uitnodigde is de eigenaar van het schip. En van nog twee. Eentje vaart met onderzoekers in de Zwarte Zee, een ander, die hiernaast lag, vist in Griekenland, en dit schip gaat naar Mauritanië. Er zijn iets van 40 mensen in dienst. Dienst of op afroep, dat weten we niet, feit is dat het om veel familieleden gaat.

De thee smaakte prima, meters (kilometers?) netten werden voorzien van randen met drijvers, en wij kletsten ondertussen met Google en de mannen. Er werd gevraagd of ze iets voor ons konden doen. Nou, wisten ze misschien waar we water konden krijgen? Hoeveel liter? Ongeveer 300? Ja hoor, dat kwam goed.

Ze gingen de twee schepen verleggen, zeiden ze. Het hoekje om. De schipper riep Hidzer en mij mee naar boven. Naar de stuurhut. Nou, dat was me toch groot! Met heel veel schermen (sonar-schermen en camera-beeldschermen van het hele schip), heel veel metertjes en gedoe. En een mooi uitzicht! De schipper, die vertelde dat zijn vader ook visser was, startte de motoren.


Met twee schepen tegelijk, zonder een camera geactiveerd te hebben, voer hij het hoekje van de kade om. Daar werd aangelegd, en direct werd er een superlange waterslang gehaald, aangesloten in de keuken, uitgerold naar onze schepen toe en ja hoor, even later hadden we drinkwater. En ze wilden er niets voor hebben.  

Tja, wat geef je ze dan? Hollandse Drop! Ik deed dropjes in een vrolijk Mepal schaaltje, pakte drie verschillende doosjes drop, en een Hartjes-Post-It met een visitekaartje. Nou, op één jongen na vonden ze de dropjes lekker. De dropjes en de Post-It gaf ik aan de schipper, we moesten nog even met ze op de foto, en we namen vrolijk afscheid.


We liepen Çakil in. Laagbouw is er niet, hoogbouw in verschillende soorten. Het is een klein dorp, langs de  haven is een straat en daarachter zijn stegen en gaat het direct de berg op. Er stonden veel containers, maar er lag op veel plaatsen troep.




Het heeft geen stadse fratsen. Totaal niet. We zagen mannen op het terras voor het café thee drinken, vrouwen zaten in groepjes bij elkaar te kletsen, op de kindertjes te passen en/of te haken. Gehaakte randjes om de hoofddoeken. Ik heb jaren geleden in Eski Datça hele mooie randjes gekocht, en hier was een jonge vrouw bezig met een grote bloemenrand. Ik maakte een compliment en moest er even een foto van maken. Okee dan.


Verderop reed oma op een ezel, maar een favoriet vervoermiddel is ook een soort trekkertje (groot uitgevallen grasmaaier) met een kar er aan vast. Maar op de parkeerplaats van de haven stonden ook nieuwe Mercedessen en andere dure auto’s. Vast van de vissers van die grote schepen.


Dat lijkt een groot contrast. Maar ons viel vooral op dat alle mensen zo aardig waren. Iedereen groette ons en ze namen geen aanstoot aan onze blote armen en benen. We deden boodschappen (geen fruit te koop, behalve 1 meloen en twee citroenen) en tot groot verdriet van Thomas was er geen drank te koop, en wandelden rustig weer terug.


Het was warm, dus we deden verder niet zoveel. De wind nam flink toe, maar dat is hier normaal. We liggen hier prima dus maken ons geen zorgen.

Ha, grappig: er kwamen veel mannen (geen enkele vrouw....) even langs. Allemaal stapten ze op het vissersschip en zochten contact met ons. En met Google, haha. Het hele dorp weet dat we hier zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten