Halverwege de nacht, ergens rond een uur of drie, waaide het nog even flink. We dachten allebei dat we ook vandaag in Cariati zouden blijven liggen vandaag. En de volgende dagen, vanwege het slechte weer.
Maar de wind hield op met waaien, de zon scheen, en toen we vlak voor de wekker af zou gaan wakker werden, en de weermannen raadpleegden, besloten we toch te vertrekken. Om kwart voor zeven.
Dat moest ook wel vroeg, want vanmiddag zou het weer gaan waaien, vanaf zee.
Onze Duitse buurman heeft vast niet gemerkt dat we vertrokken, want we maakten haast geen lawaai. We volgden bij het verlaten van de haven precies de route die we gisteren hadden gevaren, passeerden dus de ondiepte van 1,70 meter, en kwamen veilig op zee.
Het vestingstadje Cariati lag al lekker in de zon.
Er viel niet zo veel te beleven onderweg. Geen dolfijnen, geen Guardia. Nauwelijks wind, dus we voeren op de motor met het zeil erbij. De lichte deining duwde ons steeds een klein beetje vooruit.
De kust van Calabrië is niet spectaculair maar wel mooi. Vriendelijke bergen op de achtergrond, langs het water langgerekte stadjes, in de heuvels kleine dorpjes. Gelige huizen, aan de kust relatief veel hoogbouw.
De vuurtoren van Punta Alice probeert zeemannen in de war te brengen. Hij staat namelijk een flink stuk de wal op, met echt vlak land tussen toren en zee. We waren wat huiverig voor ondieptes, maar kwamen niet beneden de 35 meter. Punta Alice ziet er wat sneu uit: een kleurloze vuurtoren, vlak land, een verlaten fabriek, en huizen of restaurants die waarschijnlijk ook al jaren niet meer gebruikt worden.
Na ongeveer vijftien zeemijlen slalomden we langs visserstonnen, en voeren het haventje Cirò Marina in. Een enorme zeewering, waarvan ons Imray-boek zegt dat er "Good allround shelter" is. Mooi, dat willen we.
Het is geen jachthaven, dat is direct duidelijk. Aan het begin van de langgerekte haven zijn twee drijvende steigers, maar je kunt niet aan de wal komen. Iets verder doorvarend, langs een extra zeewering, kwamen we in de vissershaven.
Op zee hadden we nog wat vissers zien varen, dus we durfden niet zomaar tussen vissersschepen te gaan liggen. Maar we zagen een boot van de Guardia Costiera, waar misschien nog plek voor ons was.
Eerst maar even aanleggen in de kraanbaan. We lagen nog niet of er stonden al vier oudere mannen te kijken, en een iets jongere Duitser. We konden daar wel blijven liggen zeiden ze. Bij de Guardia bleek later trouwens ook niet genoeg ruimte voor ons.
Er kwam nog een man, met een hondje, en die zou volgens de Duitser de havenmeester zijn. Hij vertelde of vroeg niets, dus we wachten maar af.
We liggen prima hier. Intussen is de kade rechts van ons ook volgelopen met vissers, en we trekken veel bekijks. Praten met de mensen (vooral mannen) lukt niet, want hun Engels is niet zo goed. Ons Italiaans ook niet zo denderend, maar ik kan er toch wel een beetje mee uit de voeten.
Na de lunch liepen we een poosje door het stadje. Cirò heeft de haven te danken aan het streven om deze kant van Calabrië voor toeristen aantrekkelijker te maken.
Vlakbij de haven staat een altaartje of zo. Het beeld heeft een paar batterijen in haar hand, waarschijnlijk is het vanavond verlicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten